Ik heb éééven mijn eigen tijd nodig

Trampolines stonden de eerste jaren alleen in (speel)tuinen van anderen en daarom was in ons huis tot die tijd het grote bed letterlijk en figuurlijk mijn zoons springplank. Eens waren we samen beneden, toen meneertje (toen 4) zei: “Ik moet even naar boven.” Je begrijpt, dat is codetaal voor ‘tijd om te springen’. Toen ik later de slaapkamer binnenstapte om schone was in de kast te leggen, riep hij al hupsend glorieus een aantal woorden waarover ik ‘m vroeg of hij ze misschien wilde herhalen. Ik had het goed gehoord: “Mama, ik heb éééven mijn eigen tijd nodig.” Hij grijnsde van oor tot oor.

Ik had mijn zoons uitspraak op een kladbriefje geschreven om ‘m later over te nemen in een o.a. daarvoor bedoeld schrift. Terwijl ik de volgende dag met iets bezig was in de keuken, had hij een aantal rondslingerende papiertjes gepakt en was ermee aan het knippen geslagen. En – ik verzin het niet – wat kreeg ik op een presenteerblaadje toen hij vervolgens enthousiast naar me toekwam met zijn knipsel? Dit:

Woorden. Je kunt over ze struikelen, ermee spelen, ze uit de mond van een ander halen en ze afwegen. Soms is iets te gek voor woorden, moet je erop passen, blijven ze hangen of wil je ze ergens niet aan vuil maken. Soms gebruik je ze om stiltes op te vullen en een andere keer heb je aan een half exemplaar genoeg. Soms moet je naar ze zoeken. Soms komen ze vanzelf of ontglippen ze je zelfs. Soms zijn ergens geen woorden voor, of heeft iemand het laatste genomen. Soms zou je ze zelf liever terugnemen, maar dat kan nooit want uitgesproken woorden zijn gegraveerd in de eeuwigheid. Soms moet je net zo lang slijpen tot woorden precies omschrijven wat je bedoelt en soms zorgen ze dan nóg voor verwarring. Soms vergen woorden moed. Om te zeggen wat je werkelijk vindt of voelt, om jouw waarheid te spreken. Soms zeg je heel vaak soms. En soms… komen je eigen woorden (meerdere keren) bij je terug! 

In het systeem waarin wij leven gebruiken we symbolen om met elkaar om te gaan en elkaar te begrijpen. Taal (gesproken en lichaamstaal – ik richt me hier op het eerste) is het meest gebruikte symbool waarmee wij communiceren (waarmee we in contact treden met onszelf en anderen). Jij en ik gebruiken zo’n 16.000 woorden hardop per dag, veelal onbewust en op de automatische piloot. Ook de publieke ruimte is gevuld met woorden. Er worden er dagelijks honderdduizenden over ons uitgestrooid.

Ik vraag me wel eens af hoeveel woorden zomaar het universum in geslingerd worden, zonder juiste of heldere intentie en zonder besef van het effect van onze keuze ervan. Want woorden lijken misschien ‘slechts’ woorden, ze hebben enorme kracht. Woorden raken. Ze zorgen óf voor afstand óf voor verbinding. Met woorden kun je jezelf of iemand anders afwijzen of toelaten, afbreken of verwarmen en laten stralen.

Natuurlijk wil jij je kind laten stralen! Een van de eenvoudigste én meest effectieve manieren om een ander het gevoel te geven dat hij/zij gezien wordt, is door je waardering over te brengen. Wat zou er gebeuren als je je (nóg meer) richt op wat je in je kind waardeert? En als je de tijd neemt om de juiste woorden te zoeken en vinden, en die ook uit te spreken? Hoe voelt je kind zich dan? Hoe voel jij je dan? En wie en wat zouden jullie dan ‘zomaar’ allemaal nog meer kunnen gaan waarderen? Met Onder-je-kussen-kaartjes ontdek je het. Haal de zonnebrillen maar te voorschijn!

Welke woorden heb jij weleens teruggekregen, bijvoorbeeld van je kind?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *